Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kam·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkammen

kamde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afkammen
    • Ik kamde af. 
    • Jij kamde af. 
    • Hij, zij, het kamde af. 


Gangbaarheid