• af·ge·le·gen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen afgelegen afgelegener afgelegenst
verbogen - - afgelegenste
partitief afgelegens - -

afgelegen

  1. op grote afstand gelegen van menselijke activiteit
    • We zijn nu onderweg naar een afgelegen dorpje. 
     Ik had verschillende postadressen gevonden van afgelegen boerderijen, hostels en postbussen die op een paar kilometer van de trail lagen.[1]
vervoeging van: afliggen…
verbogen vorm: afgelegene

afgelegen

  1. voltooid deelwoord van afliggen
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be