Latijn

Uitspraak
  • IPA: /afˈfɛktʊs/
Woordafbreking
  • af·fec·tus
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

ăffĕctus m

  1. stemming, gemoedsaandoening
  2. genegenheid, passie
  3. (Plinius, Seneca) laag verlangen, hartstocht
Verbuiging
Uitdrukkingen en gezegden

verbum affectuum

  • werkwoord dat een gemoedsaandoening uitdrukt