genegenheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: genegenheid (hulp, bestand)
- IPA: /ɣə'neɣənɦɛɪt/
Woordafbreking
- ge·ne·gen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genegenheid | genegenheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de genegenheid v
- het gesteld zijn op iemand
- Hij koesterde een grote genegenheid voor die rakker van een buurjongen.
Verwante begrippen
Vertalingen
1. het gesteld zijn op iemand
Gangbaarheid
- Het woord genegenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "genegenheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be