abba
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·ba
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abba | abba's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) vader
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'abba' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abba | abba's |
Woordafbreking
- ab·ba
Woordherkomst en -opbouw
- [A] Afgeleid van het Hebreeuwse אַבָּא (abba)
- [B] Afkomstig uit het Hottentots
Zelfstandig naamwoord
abba [A]
Werkwoord
abba [B]
- op de rug dragen
Gotisch
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Oudgriekse ἀββα
Zelfstandig naamwoord
abba
Schrijfwijzen
Synoniemen
Logudorees
Zelfstandig naamwoord
abba
Oudfries
Zelfstandig naamwoord
abba m
- (religie)(beroep)(palindroom) abt; het hoofd van een abdij