aanvegen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanvegen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanvegen | aan te vegen | ||||||||
toekomend | zullen aanvegen aan zullen vegen |
te zullen aanvegen aan te zullen vegen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangeveegd | te hebben aangeveegd | ||||||||
toekomend | aangeveegd zullen hebben | aangeveegd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanvegend | aangeveegd | ev. veeg aan |
mv. verouderd veegt aan |
vege aan (bijzin) aanvege | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | veeg aan | veegt aan | veegt aan | veegt aan | veegt aan | vegen aan | vegen aan | vegen aan | |||
verleden (o.v.t.) | veegde aan | veegde aan | veegde aan | veegde aan | veegde aan | veegden aan | veegden aan | veegden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanvegen | zult/zal aanvegen | zult/zal aanvegen | zult aanvegen | zal aanvegen | zullen aanvegen | zullen aanvegen | zullen aanvegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanvegen | zou aanvegen | zou(dt) aanvegen | zoudt aanvegen | zou aanvegen | zouden aanvegen | zouden aanvegen | zouden aanvegen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanveeg | aanveegt | aanveegt | aanveegt | aanveegt | aanvegen | aanvegen | aanvegen | |||
verleden (o.v.t.) | aanveegde | aanveegde | aanveegde | aanveegde | aanveegde | aanveegden | aanveegden | aanveegden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanvegen aan zal vegen |
zult/zal aanvegen aan zult/zal vegen |
zult/zal aanvegen aan zult/zal vegen |
zult aanvegen aan zult vegen |
zal aanvegen aan zal vegen |
zullen aanvegen aan zullen vegen |
zullen aanvegen aan zullen vegen |
zullen aanvegen aan zullen vegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanvegen aan zou vegen |
zou aanvegen aan zou vegen |
zou(dt) aanvegen aan zou(dt) vegen |
zoudt aanvegen aan zoudt vegen |
zou aanvegen aan zou vegen |
zouden aanvegen aan zouden vegen |
zouden aanvegen aan zouden vegen |
zouden aanvegen aan zouden vegen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangeveegd | hebt aangeveegd | hebt/heeft aangeveegd | hebt aangeveegd | heeft aangeveegd | hebben aangeveegd | hebben aangeveegd | hebben aangeveegd | |||
verleden (v.v.t.) | had aangeveegd | had aangeveegd | had aangeveegd | hadt aangeveegd | had aangeveegd | hadden aangeveegd | hadden aangeveegd | hadden aangeveegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeveegd hebben | zal/zult aangeveegd hebben | zult/zal aangeveegd hebben | zult aangeveegd hebben | zal aangeveegd hebben | zullen aangeveegd hebben | zullen aangeveegd hebben | zullen aangeveegd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeveegd hebben | zou aangeveegd hebben | zou/zoudt aangeveegd hebben | zoudt aangeveegd hebben | zou aangeveegd hebben | zouden aangeveegd hebben | zouden aangeveegd hebben | zouden aangeveegd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangeveegd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangeveegd | er is aangeveegd | |||||||||
verleden | er werd aangeveegd | er was aangeveegd | |||||||||
toekomend | er zal aangeveegd worden | er zal aangeveegd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangeveegd worden | er zou aangeveegd zijn | |||||||||
lijdende vorm aangeveegd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangeveegd worden | aangeveegd te worden | ||||||||
toekomend | aangeveegd zullen worden | aangeveegd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangeveegd zijn | aangeveegd te zijn | ||||||||
toekomend | aangeveegd zullen zijn | aangeveegd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangeveegd | wordt aangeveegd | wordt aangeveegd | wordt aangeveegd | wordt aangeveegd | worden aangeveegd | worden aangeveegd | worden aangeveegd | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangeveegd | werd aangeveegd | werd aangeveegd | werdt aangeveegd | werd aangeveegd | werden aangeveegd | werden aangeveegd | werden aangeveegd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangeveegd worden | zult aangeveegd worden | zult aangeveegd worden | zult aangeveegd worden | zal aangeveegd worden | zullen aangeveegd worden | zullen aangeveegd worden | zullen aangeveegd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangeveegd worden | zou aangeveegd worden | zou/zoudt aangeveegd worden | zoudt aangeveegd worden | zou aangeveegd worden | zouden aangeveegd worden | zouden aangeveegd worden | zouden aangeveegd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangeveegd | bent aangeveegd | bent/is aangeveegd | zijt aangeveegd | is aangeveegd | zijn aangeveegd | zijn aangeveegd | zijn aangeveegd | |||
verleden (v.v.t.) | was aangeveegd | was aangeveegd | was aangeveegd | waart aangeveegd | was aangeveegd | waren aangeveegd | waren aangeveegd | waren aangeveegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangeveegd zijn | zult aangeveegd zijn | zult aangeveegd zijn | zult aangeveegd zijn | zal aangeveegd zijn | zullen aangeveegd zijn | zullen aangeveegd zijn | zullen aangeveegd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangeveegd zijn | zou aangeveegd zijn | zou/zoudt aangeveegd zijn | zoudt aangeveegd zijn | zou aangeveegd zijn | zouden aangeveegd zijn | zouden aangeveegd zijn | zouden aangeveegd zijn |