• aan·vaard·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanvaardbaar aanvaardbaarder aanvaardbaarst
verbogen aanvaardbare aanvaardbaardere aanvaardbaarste
partitief aanvaardbaars aanvaardbaarders -

aanvaardbaar

  1. te aanvaarden, acceptabel, gepast
    • Hij heeft ons een aanvaardbaar voorstel gedaan. 
    • De kwaliteit van de maaltijd in dit restaurant was aanvaardbaar, maar dus niet echt goed. 
     Ze bracht haar gejaagde pas terug tot een aanvaardbaar tempo in een ziekenhuis en nam zichzelf voor om niet in de valkuilen van Dorien te tuimelen.[1]
     Bovendien hadden zij ook deze keer zonder aanvaardbare reden de oorlog verklaard.[2]
     Binnen die opvatting lijkt het onvoorstelbaar dat seks soms lijnrecht staat tegenover alles wat we als fatsoenlijk, prettig en gezellig ervaren, dat seks het verlangen in ons kan opwekken om te geselen, te vernederen, te beledigen, afgeranseld te worden en dingen te zeggen en te doen die strijdig zijn met een aanvaardbaar zelfbeeld.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  3. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact  , ISBN 9789045045979
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be