aantijgen
- aan·tij·gen
- In de betekenis van ‘beschuldigen’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
[A] samenstelling van aan vz en tijgen#Werkwoord ww
[B] samenstelling van aan vz en tijgen#Werkwoord_2 ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantijgen |
teeg aan |
aangetegen |
klasse 1 | volledig |
aantijgen
- overgankelijk iemand op meestal valse gronden van iets beschuldigen, iemand iets aanwrijven
- Hem werd het onbevoegd en onbekwaam verlenen van geneeskundige zorg aangetegen.
aantijgen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantijgen |
toog aan |
aangetogen |
klasse 1 | volledig |
- overgankelijk, (verouderd), (kleding) aantrekken [4]
- Zij toog haar beste jurk aan.
- Het woord aantijgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aantijgen" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "aantijgen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be