aanstaren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanstaren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanstaren | aan te staren | ||||||||
toekomend | zullen aanstaren aan zullen staren |
te zullen aanstaren aan te zullen staren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangestaard | te hebben aangestaard | ||||||||
toekomend | aangestaard zullen hebben | aangestaard te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanstarend | aangestaard | ev. staar aan |
mv. verouderd staart aan |
stare aan (bijzin) aanstare | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | staar aan | staart aan | staart aan | staart aan | staart aan | staren aan | staren aan | staren aan | |||
verleden (o.v.t.) | staarde aan | staarde aan | staarde aan | staarde aan | staarde aan | staarden aan | staarden aan | staarden aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanstaren | zult/zal aanstaren | zult/zal aanstaren | zult aanstaren | zal aanstaren | zullen aanstaren | zullen aanstaren | zullen aanstaren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanstaren | zou aanstaren | zou(dt) aanstaren | zoudt aanstaren | zou aanstaren | zouden aanstaren | zouden aanstaren | zouden aanstaren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanstaar | aanstaart | aanstaart | aanstaart | aanstaart | aanstaren | aanstaren | aanstaren | |||
verleden (o.v.t.) | aanstaarde | aanstaarde | aanstaarde | aanstaarde | aanstaarde | aanstaarden | aanstaarden | aanstaarden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanstaren aan zal staren |
zult/zal aanstaren aan zult/zal staren |
zult/zal aanstaren aan zult/zal staren |
zult aanstaren aan zult staren |
zal aanstaren aan zal staren |
zullen aanstaren aan zullen staren |
zullen aanstaren aan zullen staren |
zullen aanstaren aan zullen staren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanstaren aan zou staren |
zou aanstaren aan zou staren |
zou(dt) aanstaren aan zou(dt) staren |
zoudt aanstaren aan zoudt staren |
zou aanstaren aan zou staren |
zouden aanstaren aan zouden staren |
zouden aanstaren aan zouden staren |
zouden aanstaren aan zouden staren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangestaard | hebt aangestaard | hebt/heeft aangestaard | hebt aangestaard | heeft aangestaard | hebben aangestaard | hebben aangestaard | hebben aangestaard | |||
verleden (v.v.t.) | had aangestaard | had aangestaard | had aangestaard | hadt aangestaard | had aangestaard | hadden aangestaard | hadden aangestaard | hadden aangestaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangestaard hebben | zal/zult aangestaard hebben | zult/zal aangestaard hebben | zult aangestaard hebben | zal aangestaard hebben | zullen aangestaard hebben | zullen aangestaard hebben | zullen aangestaard hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangestaard hebben | zou aangestaard hebben | zou/zoudt aangestaard hebben | zoudt aangestaard hebben | zou aangestaard hebben | zouden aangestaard hebben | zouden aangestaard hebben | zouden aangestaard hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangestaard worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangestaard | er is aangestaard | |||||||||
verleden | er werd aangestaard | er was aangestaard | |||||||||
toekomend | er zal aangestaard worden | er zal aangestaard zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangestaard worden | er zou aangestaard zijn | |||||||||
lijdende vorm aangestaard worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangestaard worden | aangestaard te worden | ||||||||
toekomend | aangestaard zullen worden | aangestaard te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangestaard zijn | aangestaard te zijn | ||||||||
toekomend | aangestaard zullen zijn | aangestaard te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangestaard | wordt aangestaard | wordt aangestaard | wordt aangestaard | wordt aangestaard | worden aangestaard | worden aangestaard | worden aangestaard | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangestaard | werd aangestaard | werd aangestaard | werdt aangestaard | werd aangestaard | werden aangestaard | werden aangestaard | werden aangestaard | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangestaard worden | zult aangestaard worden | zult aangestaard worden | zult aangestaard worden | zal aangestaard worden | zullen aangestaard worden | zullen aangestaard worden | zullen aangestaard worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangestaard worden | zou aangestaard worden | zou/zoudt aangestaard worden | zoudt aangestaard worden | zou aangestaard worden | zouden aangestaard worden | zouden aangestaard worden | zouden aangestaard worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangestaard | bent aangestaard | bent/is aangestaard | zijt aangestaard | is aangestaard | zijn aangestaard | zijn aangestaard | zijn aangestaard | |||
verleden (v.v.t.) | was aangestaard | was aangestaard | was aangestaard | waart aangestaard | was aangestaard | waren aangestaard | waren aangestaard | waren aangestaard | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangestaard zijn | zult aangestaard zijn | zult aangestaard zijn | zult aangestaard zijn | zal aangestaard zijn | zullen aangestaard zijn | zullen aangestaard zijn | zullen aangestaard zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangestaard zijn | zou aangestaard zijn | zou/zoudt aangestaard zijn | zoudt aangestaard zijn | zou aangestaard zijn | zouden aangestaard zijn | zouden aangestaard zijn | zouden aangestaard zijn |