aanrijken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van aanrijken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aanrijken | aan te rijken | ||||||||
toekomend | zullen aanrijken aan zullen rijken |
te zullen aanrijken aan te zullen rijken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben aangerijkt | te hebben aangerijkt | ||||||||
toekomend | aangerijkt zullen hebben | aangerijkt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
aanrijkend | aangerijkt | ev. rijk aan |
mv. verouderd rijkt aan |
rijke aan (bijzin) aanrijke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | rijk aan | rijkt aan | rijkt aan | rijkt aan | rijkt aan | rijken aan | rijken aan | rijken aan | |||
verleden (o.v.t.) | rijkte aan | rijkte aan | rijkte aan | rijkte aan | rijkte aan | rijkten aan | rijkten aan | rijkten aan | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanrijken | zult/zal aanrijken | zult/zal aanrijken | zult aanrijken | zal aanrijken | zullen aanrijken | zullen aanrijken | zullen aanrijken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanrijken | zou aanrijken | zou(dt) aanrijken | zoudt aanrijken | zou aanrijken | zouden aanrijken | zouden aanrijken | zouden aanrijken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | aanrijk | aanrijkt | aanrijkt | aanrijkt | aanrijkt | aanrijken | aanrijken | aanrijken | |||
verleden (o.v.t.) | aanrijkte | aanrijkte | aanrijkte | aanrijkte | aanrijkte | aanrijkten | aanrijkten | aanrijkten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aanrijken aan zal rijken |
zult/zal aanrijken aan zult/zal rijken |
zult/zal aanrijken aan zult/zal rijken |
zult aanrijken aan zult rijken |
zal aanrijken aan zal rijken |
zullen aanrijken aan zullen rijken |
zullen aanrijken aan zullen rijken |
zullen aanrijken aan zullen rijken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aanrijken aan zou rijken |
zou aanrijken aan zou rijken |
zou(dt) aanrijken aan zou(dt) rijken |
zoudt aanrijken aan zoudt rijken |
zou aanrijken aan zou rijken |
zouden aanrijken aan zouden rijken |
zouden aanrijken aan zouden rijken |
zouden aanrijken aan zouden rijken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb aangerijkt | hebt aangerijkt | hebt/heeft aangerijkt | hebt aangerijkt | heeft aangerijkt | hebben aangerijkt | hebben aangerijkt | hebben aangerijkt | |||
verleden (v.v.t.) | had aangerijkt | had aangerijkt | had aangerijkt | hadt aangerijkt | had aangerijkt | hadden aangerijkt | hadden aangerijkt | hadden aangerijkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangerijkt hebben | zal/zult aangerijkt hebben | zult/zal aangerijkt hebben | zult aangerijkt hebben | zal aangerijkt hebben | zullen aangerijkt hebben | zullen aangerijkt hebben | zullen aangerijkt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangerijkt hebben | zou aangerijkt hebben | zou/zoudt aangerijkt hebben | zoudt aangerijkt hebben | zou aangerijkt hebben | zouden aangerijkt hebben | zouden aangerijkt hebben | zouden aangerijkt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm aangerijkt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt aangerijkt | er is aangerijkt | |||||||||
verleden | er werd aangerijkt | er was aangerijkt | |||||||||
toekomend | er zal aangerijkt worden | er zal aangerijkt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou aangerijkt worden | er zou aangerijkt zijn | |||||||||
lijdende vorm aangerijkt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | aangerijkt worden | aangerijkt te worden | ||||||||
toekomend | aangerijkt zullen worden | aangerijkt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | aangerijkt zijn | aangerijkt te zijn | ||||||||
toekomend | aangerijkt zullen zijn | aangerijkt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word aangerijkt | wordt aangerijkt | wordt aangerijkt | wordt aangerijkt | wordt aangerijkt | worden aangerijkt | worden aangerijkt | worden aangerijkt | |||
verleden (o.v.t.) | werd aangerijkt | werd aangerijkt | werd aangerijkt | werdt aangerijkt | werd aangerijkt | werden aangerijkt | werden aangerijkt | werden aangerijkt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal aangerijkt worden | zult aangerijkt worden | zult aangerijkt worden | zult aangerijkt worden | zal aangerijkt worden | zullen aangerijkt worden | zullen aangerijkt worden | zullen aangerijkt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou aangerijkt worden | zou aangerijkt worden | zou/zoudt aangerijkt worden | zoudt aangerijkt worden | zou aangerijkt worden | zouden aangerijkt worden | zouden aangerijkt worden | zouden aangerijkt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben aangerijkt | bent aangerijkt | bent/is aangerijkt | zijt aangerijkt | is aangerijkt | zijn aangerijkt | zijn aangerijkt | zijn aangerijkt | |||
verleden (v.v.t.) | was aangerijkt | was aangerijkt | was aangerijkt | waart aangerijkt | was aangerijkt | waren aangerijkt | waren aangerijkt | waren aangerijkt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal aangerijkt zijn | zult aangerijkt zijn | zult aangerijkt zijn | zult aangerijkt zijn | zal aangerijkt zijn | zullen aangerijkt zijn | zullen aangerijkt zijn | zullen aangerijkt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou aangerijkt zijn | zou aangerijkt zijn | zou/zoudt aangerijkt zijn | zoudt aangerijkt zijn | zou aangerijkt zijn | zouden aangerijkt zijn | zouden aangerijkt zijn | zouden aangerijkt zijn |