• aan·ma·ti·gend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanmatigend aanmatigender aanmatigendst
verbogen aanmatigende aanmatigendere aanmatigendste
partitief aanmatigends aanmatigenders -

aanmatigend

  1. arrogant, pretentieus
    • Het aanmatigend optreden van Jan I maakte hem niet populair bij de adel. 
     mevrouw Sampson?' begon ze, omdat tante Patricia of zelfs oudtante haar wat aanmatigend leek.[1]
     ' 'Hij zal me ongetwijfeld spoedig gekarakteriseerd hebben: arrogant, aanmatigend, ongeduldig en eigenzinnig.[2]
vervoeging van: aanmatigen
verbogen vorm: aanmatigende

aanmatigend

  1. onvoltooid deelwoord van aanmatigen
91 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]
  1. Amanda Block
    “De verloren verteller” (2021), The house of books, ISBN 9789044363647
  2. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be