aanmatigen
- Geluid: aanmatigen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanmatəɣə(n) / (4 lettergrepen)
- aan·ma·ti·gen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘,(zich) wederrechtelijk aanspraak maken op’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1658 [1]
- samenstelling van aan vz en matigen ww [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanmatigen |
matigde aan |
aangematigd |
zwak -d | volledig |
aanmatigen
- wederkerend op een vaak pedante manier op onpassende of wederrechtelijke wijze aanspraak maken op iets
- De superioriteit die ze zich aanmatigen is volkomen misplaatst.
- Het woord aanmatigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanmatigen" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "aanmatigen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aanmatigen op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be