aanklager
- aan·kla·ger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanklager | aanklagers |
verkleinwoord | (aanklagertje) | (aanklagertjes) |
de aanklager m
- (juridisch) iemand die een strafzaak aanspant
- ▸ Het eerste punt was, zoals verwacht, de mededeling van de openbaar aanklager, ene Ebba Bengtsson-Stàhle, dat zij weliswaar de leiding over het vooronderzoek had, maar uiteraard alle vertrouwen had in de competentie van de politie en rekende op een even goede samenwerking als altijd.[1]
- mannelijke vorm van aanklaagster
officier van justitie
1. iemand die een proces aanspant
- Het woord aanklager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanklager" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Håkan Nesser“Herfst op Gotland” (2021), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535624
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be