Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·kla·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanklager aanklagers
verkleinwoord (aanklagertje) (aanklagertjes)

Zelfstandig naamwoord

de aanklagerm

  1. (juridisch) iemand die een strafzaak aanspant
Hyponiemen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
officier van justitie
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be