aandraaien
- Geluid: aandraaien (hulp, bestand)
- IPA: / ˈandrajə(n) / (3 lettergrepen)
- aan·draai·en
- [1] samenstelling van aan vz en draaien ww
- [2] samenstelling van aan bw en draaien ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aandraaien |
draaide aan |
aangedraaid |
zwak -d | volledig |
aandraaien
- overgankelijk vaster draaien
- Ik heb het boutje iets te strak aangedraaid.
- overgankelijk iets met een draaiknop in werking stellen
- Hij draaide de radio aan, stak een sigaret op en begon eten klaar te maken. [1]
- [1] losdraaien
- [2] uitdraaien
- de duimschroeven aandraaien
1. vaster draaien
2. iets in werking stellen
- Het woord aandraaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aandraaien" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ blz 113, Anekdotes uit een zijstraat
door J. Bernlef
Uitgegeven door Querido, 1978 ISBN 90-214-5172-7 - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be