ISO 639-2
wen
  • Sor·bisch
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Sorbisch - -
verkleinwoord - - -

het Sorbischo

  1. geen meervoud (taal) groep Slavische talen die wordt gesproken in het oosten van Saksen en het zuidoosten van Brandenburg


Sorbisch

  1. (taal) Sorbisch