Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: magere hein


  • Ma·ge·re Hein
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord magere Hein magere Heins -
verkleinwoord - - -

Magere Hein m

  1. (persoon) verpersoonlijking van de dood, voorgesteld als leven skelet, soms gehuld in een donker gewaad of met een zeis als attribuut
     Wielrennende vijftigers zijn een plaag. Vroeger kocht een man een sportauto bij zijn midlifecrisis, nu een racefiets. Denken ze Magere Hein uit het wiel te rijden?[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Coen van Zwol
    “Hard wegfietsen voor Magere Hein” (13 mei 2015) op nrc.nl