Klemme
- Klem·me
- Afkomstig van Middelhoogduits: klemde zn , klemme zn ("klemming", "vernauwing")
Naar frequentie | 5821 |
---|
Klemme
- (familienaam) familienaam
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie. (in het Duits)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Klemme | die Klemmen |
genitief | der Klemme | der Klemmen |
datief | der Klemme | den Klemmen |
accusatief | die Klemme | die Klemmen |
Klemme, v
- (gereedschap) klem
- «Es gibt spezielle Tischklemmen für Arbeitslampen.»
- Er zijn speciale tafelklemmen voor werklampen.
- «Es gibt spezielle Tischklemmen für Arbeitslampen.»
- (elektrotechniek) klem
- (medisch) klem
- «Eine Arterienklemme ist ein unentbehrliches Instrument bei chirurgischen Eingriffen.»
- Een hemostaat is een essentieel hulpmiddel tijdens chirurgische ingrepen.
- «Eine Arterienklemme ist ein unentbehrliches Instrument bei chirurgischen Eingriffen.»
- (techniek) klem
- (figuurlijk) noodsituatie, verlegenheid
|
- [2]: Klemmenspannung zn
- [2]: Klemmspannung zn
- [5]: in der Klemme stecken
in de knoei zitten
in de nesten zitten
in de penarie zitten
in de puree zitten
in een lastig parket zitten
in het moeras zitten
in het nauw zitten
omhoogzitten
in de nesten zitten
in de penarie zitten
in de puree zitten
in een lastig parket zitten
in het moeras zitten
in het nauw zitten
omhoogzitten
- [5]: jemandem aus der Klemme helfen
iemand uit de drek helpen
iemand uit de brand helpen
iemand uit de brand helpen
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.