klemming
- klem·ming
- naamwoord van handeling klemmen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klemming | klemmingen |
verkleinwoord |
de klemming v
- het beklemd raken
- Hoe jonger de jobstudenten, des te groter het risico op ongevallen. Daarom stelt de vzw zich vragen bij de beslissing van de federale minister van Werk, Peter Vanvelthoven, om 16- en 17-jarige jobstudenten de toelating te geven voor de bediening van gemotoriseerde transpaletten met geringe hefhoogte. 'Dit zal geen aanleiding geven tot ernstige ongevallen, maar zeker en vast de frequente van het aantal lichte ongevallen (zoals klemming van tenen en vingers) verhogen.' [2]
- Het woord klemming staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klemming" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 19/05/2007 door Johan Rasking Opnieuw minder ongevallen met jobstudenten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be