• Gül·le
Naar frequentie 1020954
enkelvoud meervoud
nominatief die Gülle - - -
genitief der Gülle - - -
datief der Gülle - - -
accusatief die Gülle - - -

Gülle, m, geen meervoud

  1. (veeteelt) drijfmest, gier, mestvocht (vloeistof uit urine en uitwerpselen van landbouwhuisdieren)
    «Die Ausbringung von Gülle auf landwirtschaftlichen Nutzflächen unterliegt rechtlichen Beschränkungen.»
    Het uitrijden van drijfmest op landbouwgrond is onderworpen aan wettelijke beperkingen.
    «Mit der anfallenden Gülle sowie mit Getreide wird die Biogasanlage betrieben.»
    De biogasinstallatie wordt geëxploiteerd met de vloeibare mest en graan.
  • (auf den Feldern) Gülle ausbringen
  • mit Gülle düngen
  • nach Gülle riechen
  • nach Gülle stinken
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Duits)