1. Een Engelse sleutel.
  • En·gel·se sleu·tel
enkelvoud meervoud
naamwoord Engelse sleutel Engelse sleutels
verkleinwoord - -

de Engelse sleutelm

  1. (gereedschap) verstelbare moersleutel, een metalen steel met een verstelbare bek om moeren vast of los te draaien
    • Zonder om te kijken fluisterde hij bezwerend: ‘Een Engelse sleutel, een gewone bahco - daar moet toch aan te komen zijn? [2]
  2. (gereedschap) (verouderd) soort instelbare tang door vorm en maat geschikt om moeren uit Engeland vast of los te draaien
    • (…) 72 Een Engelse Sleutel met twee Haaken. (…) [3]