Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: baco


 
1. Een bahco, gemaakt door Bahco.
  • bah·co
  • van de Zweedse merknaam Bahco   een verkorting van B.A. Hjorth & Co, waaronder dit gereedschap voor het eerst op de markt kwam, in de betekenis van ‘Engelse sleutel’ voor het eerst aangetroffen in 1994 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bahco bahco's
verkleinwoord

de bahcom

  1. (gereedschap) dankzij een schroefdraad verstelbare steeksleutel
    • Eigenlijk moet je nooit een bahco gebruiken, iedere moer krijg je ermee kapot en geen enkele moer krijg je ermee los. 
     Zoals de domme man betaamt begon ik om halfnegen 's avonds dan maar eindelijk eens onze oude wc te repareren. Om half tien had ik steeksleutel negentien nodig. Even kijken: vijftien, zestien, dan maar een bahco, te klein, past ook niet. (…) Om half één draai ik toch maar met een waterpomptang een vijftig jaar oude moer helemaal rond en bekijk ik woedend m'n geschaafde knokkels.[3]
32 % van de Nederlanders;
4 % van de Vlamingen.[4]