EK
![]() |
- Geluid: EK (hulp, bestand)
- IPA: / eˈka / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /e.ˈka/
- (Vlaanderen, Brabant): /e.ˈka/
- (Limburg): /e.ˈka/
- EK
- Afkorting van Europees kampioenschap.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | EK | EK's |
verkleinwoord | EK'tje | EK'tjes |
het EK o
- (initiaalwoord), (afkorting) (sport) een kampioenschap waarin de besten van Europa het tegen elkaar opnemen. De winnaar mag zich Europees kampioen noemen
- Niemand won het EK vaker dan het Duitse voetbalelftal.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord EK staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.