Bachův

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /baxuːf/

Woordafbreking

• Ba·chův

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Bach met het achtervoegsel -ův.

Bijvoeglijk naamwoord

Bachův

1. Bachs; aan Bach toebehorend.

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	Bachův		Bachova	Bachovo	Bachovi	Bachovy		Bachova
genitief	Bachova		Bachovy	Bachova	Bachových
datief	Bachovu		Bachově	Bachovu	Bachovým
accusatief	Bachova	Bachův	Bachovu	Bachovo	Bachovy			Bachova
vocatief	Bachův		Bachova	Bachovo	Bachovi	Bachovy		Bachova
locatief	Bachově / Bachovu		Bachově	Bachově / Bachovu	Bachových
instrumentalis	Bachovým		Bachovou	Bachovým	Bachovými

Synoniemen

• bachovský