• či·ni·tel
  • Afgeleid van het werkwoord činit met het achtervoegsel -el

činitel mbezield

  1. functionaris, representant
    «Pokud tento vysoký činitel vyjde ze senátního slyšení nedotčen, může nastat to, čemu se dříve říkalo přehození kormidla.»
    Indien deze hoge functionaris uit de hoorzitting van de Senaat onaangeraakt komt, kan dat gebeuren wat men vroeger een roerklap noemde.
  • Afgeleid van het mannelijke levende zelfstanstige naamwoord

činitel monbezield / mbezield

  1. factor, coëfficiënt; meewerkende oorzaak
    «Činitel jakosti cívky Q vyjadřuje poměr reálného odporu k jalovému odporu.»
    De kwaliteitsfactor van de spoel Q wordt uitgedrukt als verhouding tussen de reële weerstand en de reactieve impedantie.
  2. (wiskunde) factor; getal in een vermenigvuldiging
    «Čísla, která násobíme, se nazývají činitelé
    De getallen die wij vermenigvulden worden factoren genoemd.