- Afgeleid van het werkwoord činit met het achtervoegsel -el
činitel mbezield
- functionaris, representant
- «Pokud tento vysoký činitel vyjde ze senátního slyšení nedotčen, může nastat to, čemu se dříve říkalo přehození kormidla.»
- Indien deze hoge functionaris uit de hoorzitting van de Senaat onaangeraakt komt, kan dat gebeuren wat men vroeger een roerklap noemde.
- Afgeleid van het mannelijke levende zelfstanstige naamwoord
činitel monbezield / mbezield
- factor, coëfficiënt; meewerkende oorzaak
- «Činitel jakosti cívky Q vyjadřuje poměr reálného odporu k jalovému odporu.»
- De kwaliteitsfactor van de spoel Q wordt uitgedrukt als verhouding tussen de reële weerstand en de reactieve impedantie.
- (wiskunde) factor; getal in een vermenigvuldiging
- «Čísla, která násobíme, se nazývají činitelé.»
- De getallen die wij vermenigvulden worden factoren genoemd.