representant
- re·pre·sen·tant
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vertegenwoordiger’ voor het eerst aangetroffen in 1657 [1]
- Naamwoord van handeling van representeren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | representant | representanten |
verkleinwoord | - | - |
- vertegenwoordiger (van iets of iemand)
- (kunst) persoon die drager is van een bepaalde eigenschap, die exponent is van een bepaalde stroming
- element dat gelijkwaardig is aan en in de plaats kan treden van een ander, vervanger, plaatsvervanger
- Het woord representant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "representant" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "representant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ representant op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be