representeren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·pre·sen·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van het Franse représenter (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
representeren |
representeerde |
gerepresenteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
representeren
- overgankelijk vertegenwoordigen
- Zij zullen België representeren op het festival. [1]
- voorstelling of een symbool zijn van iets anders
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord representeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.