• IPA: /uːtʃɪnɔst/
  • účin·nost
  • Afgeleid van het bijvoeglijke naamwoord účinný met het achtervoegsel -ost

účinnost v

  1. (techniek) efficiëntie
    «V praxi tak díky vyšší účinnosti a nízkoteplotnímu provozu ušetříme až 25% provozních nákladů na vytápění a přípravu teplé vody.»
    In de praktijk besparen wij dankzij een hogere efficiëntie en werking op lage temperatuur tot 25% van de operatiekosten voor verwarming en warmwaterproductie.
  2. (juridisch) kracht, werking
    «Smlouva nabývá účinnosti dnem podpisu oběma stranami.»
    Het contract treedt in werking op de dag dat het door beide partijen ondertekend is.
  3. effectiviteit
    «Účinnost léků ve vesmíru klesá rychleji než na Zemi.»
    De effectiviteit van medicijnen daalt in het heelal sneller dan op Aarde.
  1. efektivita v
  2. platnost v
  3. působenost v
  1. neúčinnost v, neefektivita v
  2. neúčinnost v