Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ef·fec·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord effectiviteit effectiviteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de effectiviteitv

  1. het effectief zijn, de mate waarin de doelen worden behaald
    • Balbezit was er genoeg, maar de effectiviteit was minimaal. 
     Door de jaren heen ben ik erg effectief geworden om deadlines te halen, maar dat gaat soms ten koste van de sfeer in het team op mijn werk. Hierdoor heb ik een vreemde haat-liefdeverhouding gekregen met effectiviteit, omdat het me veel heeft gebracht maar niet altijd even gezellig is voor mensen om mij heen.[1]
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be