• zwem·broek
enkelvoud meervoud
naamwoord zwembroek zwembroeken
verkleinwoord zwembroekje zwembroekjes

de zwembroekv / m

  1. (kleding) (sport) kledingstuk voor mannen dat gebruikt wordt om in te zwemmen
    • De badgast banjert in zijn zwembroek over de boulevard. 
     Mijn moeder en vader stonden in badkleding bij de steiger en glimlachten naar de camera, zij in een tweedelig badpak, dus geen bikini, hij in zo'n strakke zwembroek.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be