• zwak·zin·nig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord zwakzinnigheid zwakzinnigheden
verkleinwoord

de zwakzinnigheidv

  1. (medisch) het zeer weinig verstandelijke capaciteiten hebben
    • Na een week besluiten ze in nauw overleg met het medisch team de behandeling te staken. "Er was sprake van diepe zwakzinnigheid en onbehandelbare epilepsie," vertelt Casper. "Nog los van zijn fysieke afwijkingen. Lennard wachtte een gruwelijk leven." [2] 
    • Opvallend is de stijging van het aantal sterfgevallen als gevolg van een psychische stoornis: 454 in 2015 om 194 in 1996. Bij psychische stoornissen valt te denken aan neurotische stoornissen, stoornissen in de psychische ontwikkeling en gedragssyndromen samengaand met lichamelijke symptomen en stoornissen, zwakzinnigheid en stoornissen. [3] 
     Galton begreep dat er krachten waren die door natuurlijke selectie van invloed waren op de verscheidenheid van het leven op aarde en kwam op het idee dat die krachten misschien konden worden gemanipuleerd om een topras van mensen te creëren door bij de voortplanting kenmerken te vermijden die hij ten onrechte associeerde met erfelijkheid: armoede, criminaliteit, ongeletterdheid, 'zwakzinnigheid', promiscuïteit, enzovoort.[4]