zuchtig
- zuch·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zuchtig | zuchtiger | zuchtigst |
verbogen | zuchtige | zuchtigere | zuchtigste |
partitief | zuchtigs | zuchtigers | - |
zuchtig
- (psychologie) een onbedwingbaar verlangen naar iets koesterend
- Vandaar dat wij nu reeds kunnen stellen dat er geen zuchtige mens bestaat, maar een heterogene groep van zuchtige mensen, van neurotici tot psychopathen, van defectueuze organisch-cerebraal gestoorden tot schizofreen gestoorden.[1]
- Het woord zuchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zuchtig" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Zuchtigheid en de zuchtige mens, E. Verbeek
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be