Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wraak·zuch·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wraakzuchtig wraakzuchtiger wraakzuchtigst
verbogen wraakzuchtige wraakzuchtigere wraakzuchtigste
partitief wraakzuchtigs wraakzuchtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

wraakzuchtig

  1. met een niet te bedwingen wens om wraak te willen nemen
    • De gescheiden man was zeer wraakzuchtig tegen zijn vroegere geliefde. 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be