roofzuchtig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  roofzuchtig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• roof·zuch·tig

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van roofzucht met het achtervoegsel -ig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	roofzuchtig	roofzuchtiger	roofzuchtigst
verbogen	roofzuchtige	roofzuchtigere	roofzuchtigste
partitief	roofzuchtigs	roofzuchtigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

roofzuchtig

1. de neiging hebben tot het plegen van diefstal

   • De roofzuchtige bende trok moordend en plunderend door de stad. 

Gangbaarheid

• Het woord roofzuchtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.