zintuiglijk
- Geluid: zintuiglijk (hulp, bestand)
- IPA: /'zɪntœyxlək/
- zin·tuig·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zintuiglijk | zintuiglijker | zintuiglijkst |
verbogen | zintuiglijke | zintuiglijkere | zintuiglijkste |
partitief | zintuiglijks | zintuiglijkers | - |
zintuiglijk [1]
- betrekking hebben op de zintuigen
- Bea Schreurs is vrijwilliger voor de gehandicapte sporters in Rijssen. Elke maandag vertrekt deze badjuf van beroep rond etenstijd van het ene zwembad om net na etenstijd op het andere zwembad weer het water in te springen en daar de vrijwilligers te begeleiden die met de lichamelijk en zintuiglijk gehandicapten zwemmen.[2]
- van waarnemingen dat deze gedaan worden door de zintuigen
- Intussen had hij tot zijn verbazing vastgesteld dat de beslissing van de Asser synode in 1926 dat de slang in het paradijs „zintuiglijk waarneembaar” had gesproken, het gewone Bijbelonderzoek in gereformeerde kring blokkeerde.[3]
2. betrekking hebbend op de waarneming via de zintuigen
- Het woord zintuiglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zintuiglijk" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 21-01-08 Winnaars zijn 'totaal overdonderd'
- ↑ Reformatorisch Dagblad Koert van Bekkum 30-08-2017 Theologenblog: Nieuwe en oude dingen uit de Schrift
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be