• sen·so·risch
  • uit het Latijn
  • afgeleid van sensor met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sensorisch sensorischer
verbogen sensorische sensorischere
partitief sensorisch sensorischers -

sensorisch [1]

  1. betrekking hebbend op de zintuiglijke gewaarwording
    • Chef-kok Richard liet zich niet gek maken door discussies over frituur- en ovenkrokantheid of het mathematisch of sensorisch beoordelen van knapperigheid. 'Aan een hele dikke laag vies kan krokant niks veranderen,' zei hij na een hap crushi. [2] 
    • Zorgcentra zetten robot 'Zora' in als extra wakend oog. Als een bewoner 's nachts onrustig wordt, slaat de robot alarm. Er wordt gewerkt aan een draagbaar systeem dat de patiënt sensorisch kan volgen. [3] 
    • Kesha heeft op Twitter een oproep gedaan om geld te doneren voor de 13-jarige Isabelle Tate. Het meisje lijdt aan hereditaire motorische en sensorische neuropathie (HMSN), ook bekend als de ziekte van Charcot Marie Tooth. [4] 
90 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[5]