keilderen: ketsen
  • zeil·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zeilderen
zeilderde
gezeilderd
zwak -d volledig

zeilderen

  1. (sport) ketsen, een steentje met een afgeplatte vorm scherend over een wateroppervlak gooien zodat het zo vaak mogelijk stuitert