Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·ziek
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zeeziek zeezieker zeeziekst
verbogen zeezieke zeeziekere zeeziekste
partitief zeezieks zeeziekers -

Bijvoeglijk naamwoord

zeeziek

  1. een misselijk en beroerd gevoel hebbend door ongerelmatige beweging van een schip
    • Toen pas wisten ze dat hij een zeezieke jongen was. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be