Nederlands

 
1. De woonkern Hollum   op Ameland.
Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·kern
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woonkern woonkernen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de woonkernv / m

  1. deel van een dorp, stad of gemeente dat een woonfunctie heeft; bebouwde kom
    • Zo’n 90 brandweermensen hebben de hele nacht gestreden tegen het vuur, dat ontstond door vonken van tegen elkaar waaiende hoogspanningskabels. Die zetten een huis in de woonkern Uran in brand, waarna het vuur zich door de harde wind urenlang over de oevers van een fjord naar Harstad, Smavaeret en Hasvag verspreidde.[2] 
    • "Wat mij betreft is het een voorwaarde dat bij de herindeling de situatie in het luchtruim verbetert en dat we van de laagvliegroutes naar Lelystad af zijn. Dat geldt dan ook voor vergelijkbare vliegroutes rondom Schiphol. Vliegtuigen moeten zo lang mogelijk zo hoog mogelijk vliegen en woonkernen mijden."[3] 
Synoniemen
Hyponiemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen