witloof
- wit·loof
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witloof | - |
verkleinwoord | witloofje | witloofjes |
het witloof o
- (groente) bladeren van met dat doel in het donker geteelde geteelde varianten van cichorei, Cichorium intybus var. foliosum (wikidata: witloof )
- ▸ Door het zachte voorjaar is ook de oogst van de lentegroenten zeer goed geslaagd. 'Er is zeer veel witloof, prei en asperges op de markt', zegt Busschaert.[4]
- Brussels lof
- witlof (gangbare uitspraakvariant in Nederland)
- andijvie, bladcichorei, cichorei, chikorei, frisee, groene suikerij, groenlof, krulandijvie, radicchio rosso, rode suikerij, roodlof, suikerbrood
- bladcichorei, cichoreiwortel, koffiecichorei, wortelcichorei
1. zie: witlof
- Het woord witloof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "witloof" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [6]
- 6
- frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [6]
- 6
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ witloof op website: Etymologiebank.nl
- ↑ De Standaard in: Ludo Permentier & Rik SchutzTypisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, witloof
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ↑ 6,0 6,1 Ludo Permentier & Rik Schutz“Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, witloof