witgoed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wit·goed
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wit en goed
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witgoed | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het witgoed o
- (kleding) wit gekleurde kleding
- Heb jij nog witgoed voor in de was?
- (elektronica) elektrische huishoudelijke apparatuur, waarvan de kleur oorspronkelijk vaak wit was
- Het witgoed in de winkel stond achterin en omvatte onder andere koelkasten, diepvriezers, wasmachines en droogtrommels.
Afgeleide begrippen
- [2] witgoedbezorger
Verwante begrippen
Vertalingen
1. wit gekleurde kleding
Gangbaarheid
- Het woord witgoed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "witgoed" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be