witgoedbezorger
- wit·goed·be·zor·ger
- samenstelling van witgoed en bezorger
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witgoedbezorger | witgoedbezorgers |
verkleinwoord | witgoedbezorgertje | witgoedbezorgertjes |
de witgoedbezorger m
- (beroep) iemand die witgoed bezorgd bij kopers
- De witgoedbezorger was te laat met het afleveren van de wasmachine.
- Het woord 'witgoedbezorger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.