winkeljuffrouw
- Geluid: winkeljuffrouw (hulp, bestand)
- IPA: /ˈwɪŋkəl.jʏˈfrɑu/
- win·kel·juf·frouw
- samenstelling van winkel en juffrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkeljuffrouw | winkeljuffrouwen |
verkleinwoord | winkeljuffrouwtje | winkeljuffrouwtjes |
de winkeljuffrouw v
- (beroep) een vrouw die beroepsmatig in een winkel, een supermarkt, een warenhuis of buiten werkt, met name klanten bedient, waren verkoopt of achter de kassa zit
- Hij knevelde er de 21-jarige winkeljuffrouw en sleurde haar mee naar de voorraadkamer. Daar randde hij haar aan en gaf ze slagen en 18 messteken. [1]
1. een vrouw die beroepsmatig in een winkel, een supermarkt, een warenhuis of buiten werkt, met name klanten bedient, waren verkoopt of achter de kassa zit
- Het woord winkeljuffrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winkeljuffrouw" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Krant: Het Nieuwsblad van 18 oct 2006
Dertig jaar cel voor moordpoging op winkeljuf - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be