welvaart
- wel·vaart
- samenstelling van wel en vaart [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | welvaart | - |
verkleinwoord | - | - |
- (economie) de mate waarin de behoeften met de beschikbare middelen kunnen worden bevredigd
- In de jaren 1950 is de welvaart enorm toegenomen, maar soms ging dat ten kost van het welzijn.
- Het overgrote deel van de gegeneerde welvaart komt echter niet bij de eilandbewoners terecht, maar wordt teruggepompt in de immer uitdijende toerisme-industrie. [2]
- ▸ De Nobelprijs voor Economie gaat dit jaar naar de Turks-Amerikaanse Daron Acemoglu, de Brits-Amerikaanse Simon Johnson en de Brit James A. Robinson. Ze krijgen de prijs voor hun onderzoek naar hoe het verschil in welvaart tussen landen ontstaat.[3]
1.
vervoeging van |
---|
welvaren |
welvaart
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren
- ... dat jij welvaart.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van welvaren
- ... dat hij welvaart.
- Het woord welvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "welvaart" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ welvaart op website: Etymologiebank.nl
- ↑ HP de Tijd ARNOUT LE CLERCQ 25 JAN 2019 De Malediven verdwijnen, maar onze consumptiedrift niet
- ↑ Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be