• wel·fare
enkelvoud meervoud
naamwoord welfare
verkleinwoord

de welfarem

  1. toestand van sociaal- en psychische welbevinden
  2. bezigheid gericht op het sociaal- en psychisch welbevinden van de deelnemers
     De welfare is 54 jaar geleden ontstaan uit de rooms-katholieke zuil en was vooral bedoeld voor vrouwen die niet werkten, maar zich geheel toelegden op het gezin en het huishouden en daardoor soms enigszins in een sociaal isolement terecht kwamen.[3]
     De dames vormen ook een gewaardeerd vrijwilligersduo bij De Zonnebloem. Zo verzorgen zij samen iedere dinsdag de handwerkgroep in het Kulturhus, de Welfare.[4]
62 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[5]
  1. welfare op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Han Haveman
    “Zonnebloem stopt met welfare in Nijverdal” (15-05-2018), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Alice Plekkenpol
    “Borns bijtje voor dames Koehorst en Moleman” (06-06-2018), Tubantia
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be