wegtoveren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van wegtoveren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		wegtoveren			weg te toveren
	toekomend		zullen wegtoveren weg zullen toveren			te zullen wegtoveren weg te zullen toveren
voltooid	tegenwoordig		hebben weggetoverd			te hebben weggetoverd
	toekomend		weggetoverd zullen hebben			weggetoverd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	wegtoverend		weggetoverd			ev. tover weg	mv. verouderd tovert weg	tovere weg (bijzin) wegtovere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	tover weg	tovert weg	tovert weg	tovert weg	tovert weg	toveren weg	toveren weg	toveren weg
verleden (o.v.t.)	toverde weg	toverde weg	toverde weg	toverde weg	toverde weg	toverden weg	toverden weg	toverden weg
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegtoveren	zult/zal wegtoveren	zult/zal wegtoveren	zult wegtoveren	zal wegtoveren	zullen wegtoveren	zullen wegtoveren	zullen wegtoveren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegtoveren	zou wegtoveren	zou(dt) wegtoveren	zoudt wegtoveren	zou wegtoveren	zouden wegtoveren	zouden wegtoveren	zouden wegtoveren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	wegtover	wegtovert	wegtovert	wegtovert	wegtovert	wegtoveren	wegtoveren	wegtoveren
verleden (o.v.t.)	wegtoverde	wegtoverde	wegtoverde	wegtoverde	wegtoverde	wegtoverden	wegtoverden	wegtoverden
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegtoveren weg zal toveren	zult/zal wegtoveren weg zult/zal toveren	zult/zal wegtoveren weg zult/zal toveren	zult wegtoveren weg zult toveren	zal wegtoveren weg zal toveren	zullen wegtoveren weg zullen toveren	zullen wegtoveren weg zullen toveren	zullen wegtoveren weg zullen toveren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegtoveren weg zou toveren	zou wegtoveren weg zou toveren	zou(dt) wegtoveren weg zou(dt) toveren	zoudt wegtoveren weg zoudt toveren	zou wegtoveren weg zou toveren	zouden wegtoveren weg zouden toveren	zouden wegtoveren weg zouden toveren	zouden wegtoveren weg zouden toveren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb weggetoverd	hebt weggetoverd	hebt/heeft weggetoverd	hebt weggetoverd	heeft weggetoverd	hebben weggetoverd	hebben weggetoverd	hebben weggetoverd
verleden (v.v.t.)	had weggetoverd	had weggetoverd	had weggetoverd	hadt weggetoverd	had weggetoverd	hadden weggetoverd	hadden weggetoverd	hadden weggetoverd
toekomend (v.t.t.t.)	zal weggetoverd hebben	zal/zult weggetoverd hebben	zult/zal weggetoverd hebben	zult weggetoverd hebben	zal weggetoverd hebben	zullen weggetoverd hebben	zullen weggetoverd hebben	zullen weggetoverd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou weggetoverd hebben	zou weggetoverd hebben	zou/zoudt weggetoverd hebben	zoudt weggetoverd hebben	zou weggetoverd hebben	zouden weggetoverd hebben	zouden weggetoverd hebben	zouden weggetoverd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm weggetoverd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt weggetoverd				er is weggetoverd
verleden	er werd weggetoverd				er was weggetoverd
toekomend	er zal weggetoverd worden				er zal weggetoverd zijn
voorwaardelijk	er zou weggetoverd worden				er zou weggetoverd zijn
lijdende vorm weggetoverd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		weggetoverd worden			weggetoverd te worden
	toekomend		weggetoverd zullen worden			weggetoverd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		weggetoverd zijn			weggetoverd te zijn
	toekomend		weggetoverd zullen zijn			weggetoverd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word weggetoverd	wordt weggetoverd	wordt weggetoverd	wordt weggetoverd	wordt weggetoverd	worden weggetoverd	worden weggetoverd	worden weggetoverd
verleden (o.v.t.)	werd weggetoverd	werd weggetoverd	werd weggetoverd	werdt weggetoverd	werd weggetoverd	werden weggetoverd	werden weggetoverd	werden weggetoverd
toekomend (o.t.t.t.)	zal weggetoverd worden	zult weggetoverd worden	zult weggetoverd worden	zult weggetoverd worden	zal weggetoverd worden	zullen weggetoverd worden	zullen weggetoverd worden	zullen weggetoverd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou weggetoverd worden	zou weggetoverd worden	zou/zoudt weggetoverd worden	zoudt weggetoverd worden	zou weggetoverd worden	zouden weggetoverd worden	zouden weggetoverd worden	zouden weggetoverd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben weggetoverd	bent weggetoverd	bent/is weggetoverd	zijt weggetoverd	is weggetoverd	zijn weggetoverd	zijn weggetoverd	zijn weggetoverd
verleden (v.v.t.)	was weggetoverd	was weggetoverd	was weggetoverd	waart weggetoverd	was weggetoverd	waren weggetoverd	waren weggetoverd	waren weggetoverd
toekomend (v.t.t.t.)	zal weggetoverd zijn	zult weggetoverd zijn	zult weggetoverd zijn	zult weggetoverd zijn	zal weggetoverd zijn	zullen weggetoverd zijn	zullen weggetoverd zijn	zullen weggetoverd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou weggetoverd zijn	zou weggetoverd zijn	zou/zoudt weggetoverd zijn	zoudt weggetoverd zijn	zou weggetoverd zijn	zouden weggetoverd zijn	zouden weggetoverd zijn	zouden weggetoverd zijn