wegroepen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van wegroepen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegroepen | weg te roepen | ||||||||
toekomend | zullen wegroepen weg zullen roepen |
te zullen wegroepen weg te zullen roepen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggeroepen | te hebben weggeroepen | ||||||||
toekomend | weggeroepen zullen hebben | weggeroepen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wegroepend | weggeroepen | ev. roep weg |
mv. verouderd roept weg |
roepe weg (bijzin) wegroepe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | roep weg | roept weg | roept weg | roept weg | roept weg | roepen weg | roepen weg | roepen weg | |||
verleden (o.v.t.) | riep weg | riep weg | riep weg | riep weg | riep weg | riepen weg | riepen weg | riepen weg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegroepen | zult/zal wegroepen | zult/zal wegroepen | zult wegroepen | zal wegroepen | zullen wegroepen | zullen wegroepen | zullen wegroepen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegroepen | zou wegroepen | zou(dt) wegroepen | zoudt wegroepen | zou wegroepen | zouden wegroepen | zouden wegroepen | zouden wegroepen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wegroep | wegroept | wegroept | wegroept | wegroept | wegroepen | wegroepen | wegroepen | |||
verleden (o.v.t.) | wegriep | wegriep | wegriep | wegriep | wegriep | wegriepen | wegriepen | wegriepen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegroepen weg zal roepen |
zult/zal wegroepen weg zult/zal roepen |
zult/zal wegroepen weg zult/zal roepen |
zult wegroepen weg zult roepen |
zal wegroepen weg zal roepen |
zullen wegroepen weg zullen roepen |
zullen wegroepen weg zullen roepen |
zullen wegroepen weg zullen roepen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegroepen weg zou roepen |
zou wegroepen weg zou roepen |
zou(dt) wegroepen weg zou(dt) roepen |
zoudt wegroepen weg zoudt roepen |
zou wegroepen weg zou roepen |
zouden wegroepen weg zouden roepen |
zouden wegroepen weg zouden roepen |
zouden wegroepen weg zouden roepen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggeroepen | hebt weggeroepen | hebt/heeft weggeroepen | hebt weggeroepen | heeft weggeroepen | hebben weggeroepen | hebben weggeroepen | hebben weggeroepen | |||
verleden (v.v.t.) | had weggeroepen | had weggeroepen | had weggeroepen | hadt weggeroepen | had weggeroepen | hadden weggeroepen | hadden weggeroepen | hadden weggeroepen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeroepen hebben | zal/zult weggeroepen hebben | zult/zal weggeroepen hebben | zult weggeroepen hebben | zal weggeroepen hebben | zullen weggeroepen hebben | zullen weggeroepen hebben | zullen weggeroepen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeroepen hebben | zou weggeroepen hebben | zou/zoudt weggeroepen hebben | zoudt weggeroepen hebben | zou weggeroepen hebben | zouden weggeroepen hebben | zouden weggeroepen hebben | zouden weggeroepen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm weggeroepen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt weggeroepen | er is weggeroepen | |||||||||
verleden | er werd weggeroepen | er was weggeroepen | |||||||||
toekomend | er zal weggeroepen worden | er zal weggeroepen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou weggeroepen worden | er zou weggeroepen zijn | |||||||||
lijdende vorm weggeroepen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggeroepen worden | weggeroepen te worden | ||||||||
toekomend | weggeroepen zullen worden | weggeroepen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | weggeroepen zijn | weggeroepen te zijn | ||||||||
toekomend | weggeroepen zullen zijn | weggeroepen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word weggeroepen | wordt weggeroepen | wordt weggeroepen | wordt weggeroepen | wordt weggeroepen | worden weggeroepen | worden weggeroepen | worden weggeroepen | |||
verleden (o.v.t.) | werd weggeroepen | werd weggeroepen | werd weggeroepen | werdt weggeroepen | werd weggeroepen | werden weggeroepen | werden weggeroepen | werden weggeroepen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggeroepen worden | zult weggeroepen worden | zult weggeroepen worden | zult weggeroepen worden | zal weggeroepen worden | zullen weggeroepen worden | zullen weggeroepen worden | zullen weggeroepen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggeroepen worden | zou weggeroepen worden | zou/zoudt weggeroepen worden | zoudt weggeroepen worden | zou weggeroepen worden | zouden weggeroepen worden | zouden weggeroepen worden | zouden weggeroepen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggeroepen | bent weggeroepen | bent/is weggeroepen | zijt weggeroepen | is weggeroepen | zijn weggeroepen | zijn weggeroepen | zijn weggeroepen | |||
verleden (v.v.t.) | was weggeroepen | was weggeroepen | was weggeroepen | waart weggeroepen | was weggeroepen | waren weggeroepen | waren weggeroepen | waren weggeroepen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeroepen zijn | zult weggeroepen zijn | zult weggeroepen zijn | zult weggeroepen zijn | zal weggeroepen zijn | zullen weggeroepen zijn | zullen weggeroepen zijn | zullen weggeroepen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeroepen zijn | zou weggeroepen zijn | zou/zoudt weggeroepen zijn | zoudt weggeroepen zijn | zou weggeroepen zijn | zouden weggeroepen zijn | zouden weggeroepen zijn | zouden weggeroepen zijn |