wegleiden/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van wegleiden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | wegleiden | weg te leiden | ||||||||
toekomend | zullen wegleiden weg zullen leiden |
te zullen wegleiden weg te zullen leiden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggeleid | te hebben weggeleid | ||||||||
toekomend | weggeleid zullen hebben | weggeleid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
wegleidend | weggeleid | ev. leid weg |
mv. verouderd leidt weg |
leide weg (bijzin) wegleide | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | leid weg | leidt weg | leidt weg | leidt weg | leidt weg | leiden weg | leiden weg | leiden weg | |||
verleden (o.v.t.) | leidde weg | leidde weg | leidde weg | leidde weg | leidde weg | leidden weg | leidden weg | leidden weg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegleiden | zult/zal wegleiden | zult/zal wegleiden | zult wegleiden | zal wegleiden | zullen wegleiden | zullen wegleiden | zullen wegleiden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegleiden | zou wegleiden | zou(dt) wegleiden | zoudt wegleiden | zou wegleiden | zouden wegleiden | zouden wegleiden | zouden wegleiden | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | wegleid | wegleidt | wegleidt | wegleidt | wegleidt | wegleiden | wegleiden | wegleiden | |||
verleden (o.v.t.) | wegleidde | wegleidde | wegleidde | wegleidde | wegleidde | wegleidden | wegleidden | wegleidden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal wegleiden weg zal leiden |
zult/zal wegleiden weg zult/zal leiden |
zult/zal wegleiden weg zult/zal leiden |
zult wegleiden weg zult leiden |
zal wegleiden weg zal leiden |
zullen wegleiden weg zullen leiden |
zullen wegleiden weg zullen leiden |
zullen wegleiden weg zullen leiden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou wegleiden weg zou leiden |
zou wegleiden weg zou leiden |
zou(dt) wegleiden weg zou(dt) leiden |
zoudt wegleiden weg zoudt leiden |
zou wegleiden weg zou leiden |
zouden wegleiden weg zouden leiden |
zouden wegleiden weg zouden leiden |
zouden wegleiden weg zouden leiden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggeleid | hebt weggeleid | hebt/heeft weggeleid | hebt weggeleid | heeft weggeleid | hebben weggeleid | hebben weggeleid | hebben weggeleid | |||
verleden (v.v.t.) | had weggeleid | had weggeleid | had weggeleid | hadt weggeleid | had weggeleid | hadden weggeleid | hadden weggeleid | hadden weggeleid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeleid hebben | zal/zult weggeleid hebben | zult/zal weggeleid hebben | zult weggeleid hebben | zal weggeleid hebben | zullen weggeleid hebben | zullen weggeleid hebben | zullen weggeleid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeleid hebben | zou weggeleid hebben | zou/zoudt weggeleid hebben | zoudt weggeleid hebben | zou weggeleid hebben | zouden weggeleid hebben | zouden weggeleid hebben | zouden weggeleid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm weggeleid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt weggeleid | er is weggeleid | |||||||||
verleden | er werd weggeleid | er was weggeleid | |||||||||
toekomend | er zal weggeleid worden | er zal weggeleid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou weggeleid worden | er zou weggeleid zijn | |||||||||
lijdende vorm weggeleid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggeleid worden | weggeleid te worden | ||||||||
toekomend | weggeleid zullen worden | weggeleid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | weggeleid zijn | weggeleid te zijn | ||||||||
toekomend | weggeleid zullen zijn | weggeleid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word weggeleid | wordt weggeleid | wordt weggeleid | wordt weggeleid | wordt weggeleid | worden weggeleid | worden weggeleid | worden weggeleid | |||
verleden (o.v.t.) | werd weggeleid | werd weggeleid | werd weggeleid | werdt weggeleid | werd weggeleid | werden weggeleid | werden weggeleid | werden weggeleid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggeleid worden | zult weggeleid worden | zult weggeleid worden | zult weggeleid worden | zal weggeleid worden | zullen weggeleid worden | zullen weggeleid worden | zullen weggeleid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggeleid worden | zou weggeleid worden | zou/zoudt weggeleid worden | zoudt weggeleid worden | zou weggeleid worden | zouden weggeleid worden | zouden weggeleid worden | zouden weggeleid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben weggeleid | bent weggeleid | bent/is weggeleid | zijt weggeleid | is weggeleid | zijn weggeleid | zijn weggeleid | zijn weggeleid | |||
verleden (v.v.t.) | was weggeleid | was weggeleid | was weggeleid | waart weggeleid | was weggeleid | waren weggeleid | waren weggeleid | waren weggeleid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggeleid zijn | zult weggeleid zijn | zult weggeleid zijn | zult weggeleid zijn | zal weggeleid zijn | zullen weggeleid zijn | zullen weggeleid zijn | zullen weggeleid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggeleid zijn | zou weggeleid zijn | zou/zoudt weggeleid zijn | zoudt weggeleid zijn | zou weggeleid zijn | zouden weggeleid zijn | zouden weggeleid zijn | zouden weggeleid zijn |