weggieten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van weggieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggieten | weg te gieten | ||||||||
toekomend | zullen weggieten weg zullen gieten |
te zullen weggieten weg te zullen gieten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben weggegoten | te hebben weggegoten | ||||||||
toekomend | weggegoten zullen hebben | weggegoten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
weggietend | weggegoten | ev. giet weg |
mv. verouderd giet weg |
giete weg (bijzin) weggiete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | giet weg | giet weg | giet weg | giet weg | giet weg | gieten weg | gieten weg | gieten weg | |||
verleden (o.v.t.) | goot weg | goot weg | goot weg | goot weg | goot weg | goten weg | goten weg | goten weg | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggieten | zult/zal weggieten | zult/zal weggieten | zult weggieten | zal weggieten | zullen weggieten | zullen weggieten | zullen weggieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggieten | zou weggieten | zou(dt) weggieten | zoudt weggieten | zou weggieten | zouden weggieten | zouden weggieten | zouden weggieten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | weggiet | weggiet | weggiet | weggiet | weggiet | weggieten | weggieten | weggieten | |||
verleden (o.v.t.) | weggoot | weggoot | weggoot | weggoot | weggoot | weggoten | weggoten | weggoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal weggieten weg zal gieten |
zult/zal weggieten weg zult/zal gieten |
zult/zal weggieten weg zult/zal gieten |
zult weggieten weg zult gieten |
zal weggieten weg zal gieten |
zullen weggieten weg zullen gieten |
zullen weggieten weg zullen gieten |
zullen weggieten weg zullen gieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou weggieten weg zou gieten |
zou weggieten weg zou gieten |
zou(dt) weggieten weg zou(dt) gieten |
zoudt weggieten weg zoudt gieten |
zou weggieten weg zou gieten |
zouden weggieten weg zouden gieten |
zouden weggieten weg zouden gieten |
zouden weggieten weg zouden gieten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb weggegoten | hebt weggegoten | hebt/heeft weggegoten | hebt weggegoten | heeft weggegoten | hebben weggegoten | hebben weggegoten | hebben weggegoten | |||
verleden (v.v.t.) | had weggegoten | had weggegoten | had weggegoten | hadt weggegoten | had weggegoten | hadden weggegoten | hadden weggegoten | hadden weggegoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal weggegoten hebben | zal/zult weggegoten hebben | zult/zal weggegoten hebben | zult weggegoten hebben | zal weggegoten hebben | zullen weggegoten hebben | zullen weggegoten hebben | zullen weggegoten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou weggegoten hebben | zou weggegoten hebben | zou/zoudt weggegoten hebben | zoudt weggegoten hebben | zou weggegoten hebben | zouden weggegoten hebben | zouden weggegoten hebben | zouden weggegoten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm weggegoten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt weggegoten | er is weggegoten | |||||||||
verleden | er werd weggegoten | er was weggegoten | |||||||||
toekomend | er zal weggegoten worden | er zal weggegoten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou weggegoten worden | er zou weggegoten zijn | |||||||||
lijdende vorm weggegoten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | weggegoten worden | weggegoten te worden | ||||||||
toekomend | weggegoten zullen worden | weggegoten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | weggegoten zijn | weggegoten te zijn | ||||||||
toekomend | weggegoten zullen zijn | weggegoten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt weggegoten | — | — | worden weggegoten | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd weggegoten | — | — | werden weggegoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal weggegoten worden | — | — | zullen weggegoten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou weggegoten worden | — | — | zouden weggegoten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is weggegoten | — | — | zijn weggegoten | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was weggegoten | — | — | waren weggegoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal weggegoten zijn | — | — | zullen weggegoten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou weggegoten zijn | — | — | zouden weggegoten zijn |