vuistneuken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van vuistneuken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | vuistneuken | te vuistneuken | ||||||||
toekomend | zullen vuistneuken | te zullen vuistneuken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevuistneukt | te hebben gevuistneukt | ||||||||
toekomend | gevuistneukt zullen hebben | gevuistneukt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
vuistneukend | gevuistneukt | ev. vuistneuk |
mv. verouderd vuistneukt |
vuistneuke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | vuistneuk | vuistneukt | vuistneukt | vuistneukt | vuistneukt | vuistneuken | vuistneuken | vuistneuken | |||
verleden (o.v.t.) | vuistneukte | vuistneukte | vuistneukte | vuistneukte | vuistneukte | vuistneukten | vuistneukten | vuistneukten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal vuistneuken | zult/zal vuistneuken | zult/zal vuistneuken | zult vuistneuken | zal vuistneuken | zullen vuistneuken | zullen vuistneuken | zullen vuistneuken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou vuistneuken | zou vuistneuken | zou(dt) vuistneuken | zoudt vuistneuken | zou vuistneuken | zouden vuistneuken | zouden vuistneuken | zouden vuistneuken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevuistneukt | hebt gevuistneukt | hebt/heeft gevuistneukt | hebt gevuistneukt | heeft gevuistneukt | hebben gevuistneukt | hebben gevuistneukt | hebben gevuistneukt | |||
verleden (v.v.t.) | had gevuistneukt | had gevuistneukt | had gevuistneukt | hadt gevuistneukt | had gevuistneukt | hadden gevuistneukt | hadden gevuistneukt | hadden gevuistneukt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevuistneukt hebben | zal/zult gevuistneukt hebben | zult/zal gevuistneukt hebben | zult gevuistneukt hebben | zal gevuistneukt hebben | zullen gevuistneukt hebben | zullen gevuistneukt hebben | zullen gevuistneukt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevuistneukt hebben | zou gevuistneukt hebben | zou/zoudt gevuistneukt hebben | zoudt gevuistneukt hebben | zou gevuistneukt hebben | zouden gevuistneukt hebben | zouden gevuistneukt hebben | zouden gevuistneukt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gevuistneukt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gevuistneukt | er is gevuistneukt | |||||||||
verleden | er werd gevuistneukt | er was gevuistneukt | |||||||||
toekomend | er zal gevuistneukt worden | er zal gevuistneukt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gevuistneukt worden | er zou gevuistneukt zijn | |||||||||
lijdende vorm gevuistneukt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevuistneukt worden | gevuistneukt te worden | ||||||||
toekomend | gevuistneukt zullen worden | gevuistneukt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gevuistneukt zijn | gevuistneukt te zijn | ||||||||
toekomend | gevuistneukt zullen zijn | gevuistneukt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gevuistneukt | wordt gevuistneukt | wordt gevuistneukt | wordt gevuistneukt | wordt gevuistneukt | worden gevuistneukt | worden gevuistneukt | worden gevuistneukt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gevuistneukt | werd gevuistneukt | werd gevuistneukt | werdt gevuistneukt | werd gevuistneukt | werden gevuistneukt | werden gevuistneukt | werden gevuistneukt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevuistneukt worden | zult gevuistneukt worden | zult gevuistneukt worden | zult gevuistneukt worden | zal gevuistneukt worden | zullen gevuistneukt worden | zullen gevuistneukt worden | zullen gevuistneukt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevuistneukt worden | zou gevuistneukt worden | zou/zoudt gevuistneukt worden | zoudt gevuistneukt worden | zou gevuistneukt worden | zouden gevuistneukt worden | zouden gevuistneukt worden | zouden gevuistneukt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gevuistneukt | bent gevuistneukt | bent/is gevuistneukt | zijt gevuistneukt | is gevuistneukt | zijn gevuistneukt | zijn gevuistneukt | zijn gevuistneukt | |||
verleden (v.v.t.) | was gevuistneukt | was gevuistneukt | was gevuistneukt | waart gevuistneukt | was gevuistneukt | waren gevuistneukt | waren gevuistneukt | waren gevuistneukt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevuistneukt zijn | zult gevuistneukt zijn | zult gevuistneukt zijn | zult gevuistneukt zijn | zal gevuistneukt zijn | zullen gevuistneukt zijn | zullen gevuistneukt zijn | zullen gevuistneukt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevuistneukt zijn | zou gevuistneukt zijn | zou/zoudt gevuistneukt zijn | zoudt gevuistneukt zijn | zou gevuistneukt zijn | zouden gevuistneukt zijn | zouden gevuistneukt zijn | zouden gevuistneukt zijn |