volschenken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van volschenken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | volschenken | vol te schenken | ||||||||
toekomend | zullen volschenken vol zullen schenken |
te zullen volschenken vol te zullen schenken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben volgeschonken | te hebben volgeschonken | ||||||||
toekomend | volgeschonken zullen hebben | volgeschonken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
volschenkend | volgeschonken | ev. schenk vol |
mv. verouderd schenkt vol |
schenke vol (bijzin) volschenke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | schenk vol | schenkt vol | schenkt vol | schenkt vol | schenkt vol | schenken vol | schenken vol | schenken vol | |||
verleden (o.v.t.) | schonk vol | schonk vol | schonk vol | schonk vol | schonk vol | schonken vol | schonken vol | schonken vol | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal volschenken | zult/zal volschenken | zult/zal volschenken | zult volschenken | zal volschenken | zullen volschenken | zullen volschenken | zullen volschenken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volschenken | zou volschenken | zou(dt) volschenken | zoudt volschenken | zou volschenken | zouden volschenken | zouden volschenken | zouden volschenken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | volschenk | volschenkt | volschenkt | volschenkt | volschenkt | volschenken | volschenken | volschenken | |||
verleden (o.v.t.) | volschonk | volschonk | volschonk | volschonk | volschonk | volschonken | volschonken | volschonken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal volschenken vol zal schenken |
zult/zal volschenken vol zult/zal schenken |
zult/zal volschenken vol zult/zal schenken |
zult volschenken vol zult schenken |
zal volschenken vol zal schenken |
zullen volschenken vol zullen schenken |
zullen volschenken vol zullen schenken |
zullen volschenken vol zullen schenken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volschenken vol zou schenken |
zou volschenken vol zou schenken |
zou(dt) volschenken vol zou(dt) schenken |
zoudt volschenken vol zoudt schenken |
zou volschenken vol zou schenken |
zouden volschenken vol zouden schenken |
zouden volschenken vol zouden schenken |
zouden volschenken vol zouden schenken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb volgeschonken | hebt volgeschonken | hebt/heeft volgeschonken | hebt volgeschonken | heeft volgeschonken | hebben volgeschonken | hebben volgeschonken | hebben volgeschonken | |||
verleden (v.v.t.) | had volgeschonken | had volgeschonken | had volgeschonken | hadt volgeschonken | had volgeschonken | hadden volgeschonken | hadden volgeschonken | hadden volgeschonken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal volgeschonken hebben | zal/zult volgeschonken hebben | zult/zal volgeschonken hebben | zult volgeschonken hebben | zal volgeschonken hebben | zullen volgeschonken hebben | zullen volgeschonken hebben | zullen volgeschonken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou volgeschonken hebben | zou volgeschonken hebben | zou/zoudt volgeschonken hebben | zoudt volgeschonken hebben | zou volgeschonken hebben | zouden volgeschonken hebben | zouden volgeschonken hebben | zouden volgeschonken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm volgeschonken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt volgeschonken | er is volgeschonken | |||||||||
verleden | er werd volgeschonken | er was volgeschonken | |||||||||
toekomend | er zal volgeschonken worden | er zal volgeschonken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou volgeschonken worden | er zou volgeschonken zijn | |||||||||
lijdende vorm volgeschonken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | volgeschonken worden | volgeschonken te worden | ||||||||
toekomend | volgeschonken zullen worden | volgeschonken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | volgeschonken zijn | volgeschonken te zijn | ||||||||
toekomend | volgeschonken zullen zijn | volgeschonken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word volgeschonken | wordt volgeschonken | wordt volgeschonken | wordt volgeschonken | wordt volgeschonken | worden volgeschonken | worden volgeschonken | worden volgeschonken | |||
verleden (o.v.t.) | werd volgeschonken | werd volgeschonken | werd volgeschonken | werdt volgeschonken | werd volgeschonken | werden volgeschonken | werden volgeschonken | werden volgeschonken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal volgeschonken worden | zult volgeschonken worden | zult volgeschonken worden | zult volgeschonken worden | zal volgeschonken worden | zullen volgeschonken worden | zullen volgeschonken worden | zullen volgeschonken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou volgeschonken worden | zou volgeschonken worden | zou/zoudt volgeschonken worden | zoudt volgeschonken worden | zou volgeschonken worden | zouden volgeschonken worden | zouden volgeschonken worden | zouden volgeschonken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben volgeschonken | bent volgeschonken | bent/is volgeschonken | zijt volgeschonken | is volgeschonken | zijn volgeschonken | zijn volgeschonken | zijn volgeschonken | |||
verleden (v.v.t.) | was volgeschonken | was volgeschonken | was volgeschonken | waart volgeschonken | was volgeschonken | waren volgeschonken | waren volgeschonken | waren volgeschonken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal volgeschonken zijn | zult volgeschonken zijn | zult volgeschonken zijn | zult volgeschonken zijn | zal volgeschonken zijn | zullen volgeschonken zijn | zullen volgeschonken zijn | zullen volgeschonken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou volgeschonken zijn | zou volgeschonken zijn | zou/zoudt volgeschonken zijn | zoudt volgeschonken zijn | zou volgeschonken zijn | zouden volgeschonken zijn | zouden volgeschonken zijn | zouden volgeschonken zijn |